vogelgeluid


15.02.2011

Het is bijna donker wanneer ik naar de keuken loop om eten te gaan koken.
Eerst kijk ik naar de lucht. Is daar nog licht te zien dan gaat de jalouzie niet naar beneden. Op de punt van het dak recht tegenover mijn keukenraam zit een vogel. Een merel, denk ik, gezien de vorm.
Ik loop naar de voordeur en ga in de opening staan en ja, hij zingt het schoonste lied van de avond. Vanuit de verte komt antwoord en zo luister ik naar een gesprek waar ik niets van versta maar dat mij, zoals altijd diep ontroert.
Mijn vroegere buurzoon loopt voorbij, hij komt zijn kind ophalen dat bij oma, mijn buurvrouw, is.
"Wat doe jij nu", vraagt hij. Ik zeg hem dat ik luister naar een merel, dat ik daar speciaal voor in de deur ga staan. Even is het stil en dan ontdekt hij ook dat er antwoord komt. Van ver komen de heldere tonen tot ons.
"Mooi", zegt hij. "Ik heb nooit zo bewust geluisterd". Dan holt zijn kind naar buiten en is de betovering verbroken.Ook de merel vliegt weg.
"Hoe komt het toch dat merelgezang zo'n gevoel van weemoed bij mij oproept", vroeg ik, kort na de dood van mijn man, aan een vriend die in zijn keuken eten kookte.
Ik stond in Utrecht, in de Bloemstraat, tegen een deurpost geleund en luisterde naar merelgezang dat opklonk uit de stadstuinen.
"Misschien een verlangen naar waar je ooit vandaan gekomen bent en ooit weer naar terug zal keren?"Hij stelde het vragend. Toen, volop bezig met het geheim van dood zijn, begreep ik het volkomen. Een verlangen bekruipt mij, iedere keer wanneer ik een merel hoor.Het kindje, dat zes jaar geleden geboren werd en niet mocht leven en Merel heet, hoort sindsdien ook bij die vogelzang.
Door de merel aangeraakt, zo voelt het, komt er een andere herinnering boven.
Een warme zomernacht en ik zit voor mijn huis, achterstevoren op een stoel, mijn ellebogen steunend op de rugleuning. Want ik heb een zware verrekijker in mijn handen.
De maan staat laag en is nog niet op de helft van haar volheid.
Door de kijker zie ik, op de rand van de gebogen binnenlijn, kantwerk.
De bergen op de maan, steken vanuit mijn gezichtspunt, af tegen de zwarte nachtlucht.
Ik vind het fascinerend om iets te zien dat zo ver weg is en absoluut niet zichtbaar met het blote oog.
Ook met de kijker zie ik geen bergen, maar ik weet dat die onregelmatigheid op de holle lijn, bergen moeten zijn.
"Hé, buurvrouw", hoor ik vanaf de straat en opkijkend zie ik een joch van een jaar of zestien van zijn fiets afstappen.
"Ha, buurzoon, heb jij wel eens naar de maan gekeken".
Nou, nee, niet echt" , is het antwoord.
"Kom hier" en ik geef hem mijn stoel."Zitten en door die kijker kijken, naar de maan".
"En wat moet ik dan zien", vraagt hij een beetje benauwd.
"Zie jij aan de binnenkant van de maand die rafellijn zich aftekenen tegen het zwart van de nacht?" Hij ziet het.
"Dat zijn bergen op de maan, vind je dat niet geweldig!"
Hij wordt enthousiast, dit kind. Niet geïnteresseerd in school, alleen maar in harde muziek, weinig leiding van huis uit. Hij boft dat hij van nature een goed kind is, al probeert hij dat te verbergen.Hij komt wel terecht, later als hij groot is.
We hebben heel plezierig zeker een uur daar gezeten, op mijn voorstraat, pratend over de maan en over andere dingen.We genoten er alletwee van.
Inmiddels is hij groot en voor zover ik weet, goed terecht gekomen als medewerker op een tuincentrum.

btemplates

2 reacties:

kees smit zei

Een merel die fluit, de verre maan die toch dichtbij is, een jochie om mee te praten, dat zijn dingen die het leven mooi maken, en het hoeft niets te kosten.

Athy zei

@ Kees, de hele wereld in mijn achtertuin.Dit was wel de voor- straat,maar je snapt de bedoeling. Groet!

Een reactie posten